In het midden is een vierkant omkaderd door een boord met stippen: elk hoekdeel heeft een andere kleur. Binnenin staat de buste van een vrouw, met het hoofd driekwart naar rechts gedraaid. Ze draagt een halssnoer met een ‘bulla’. De buitenboord is versierd met medaillons, waarin rozetten of fruitmanden te zien zijn. Het bovenste deel ervan ontbreekt. Details van het gezicht werden hersteld in moderne tijden.
Herkomst:
Egypte
Periode:
5de - 8de eeuw
Materiaal:
Linnen en wol
Afmetingen:
Ketting: 53 cm, inslag: 41 cm
Aanverwanten:
Cfr. FT 4 en FT 200.
Brooklyn Museum, inv. 41.891: reliëf met de godin Gaia zonder hoofd – zelfde halssnoer.
Het halssnoer van het personage is identiek aan het symbool van vruchtbaarheid dat de godin Gaia draagt op een bas-reliëf uit Heracleopolis Magna (5de eeuw).
Verwerving:
Collectie Koptisch textiel Fill-Trevisiol: schenking
Bewaarplaats:
Koninklijk Museum van Mariemont
Ingeweven legwerk in linnen en wol
I. Grondweefsel
Ketting:
linnen in natuurlijke kleur, S: 16/cm
Inslag:
linnen in natuurlijke kleur, S: 8/cm
Binding:
effenbinding met kettingripseffect
II. Delen in legwerk
Ketting:
linnen, S
Inslag:
bruine, rode, oranje, blauwe, groene en okerkleurige wol, S: ± 36/cm; linnen in natuurlijke kleur, S: 30/cm
Binding:
inslagripsbinding: onregelmatige eenheden van 2 en 3 kettingdraden
Ribben per cm:
6
Naaidraad:
linnen, 2S
Speciale technieken:
legwerk met galen, inslag met de omtrek van het patroon mee ingelegd, vliegende draadtechniek voor de details, verticale lijn in vliegende draadtechniek met linnen S2Z; mengeffect (valse hachures): gepaarde inslagdraden: één bruine wollen en één linnen draad/scheut