Drie delen van een sierband van een praaltextiel. Ze vertonen eenzelfde compartimentering van de achtergrond, met bruine draad, waarin goudkleurig beige domineert, opgefleurd door banden met rode en groene achtergrond en blauwe strepen. In het decor alterneren kleine medaillons, op een groene band, met andere medaillons, die omboord zijn door verstrengelde linten en 'uitgespaarde' heldere ruimtes in het ecru linnen. Sommige motieven zijn gemakkelijk herkenbaar (hazen), anderen zijn onduidelijker (blauwe vogels? bloemen in rood en groen?).
Herkomst:
Egypte
Periode:
10de - 12de eeuw
Materiaal:
Linnen en zijde
Afmetingen:
1) Ketting: 24 cm, inslag: 30,5 cm; 2) Ketting: 24 cm, inslag: 11 cm
Aanverwanten:
Coll. J-F Bouvier, inv. I 104.
Rietberg Museum, Zurich, inv. RAg 585.
Biblioteca Apostolica Vaticana, inv. 7010.
Verwerving:
Collectie Koptisch textiel Fill-Trevisiol: schenking
Bewaarplaats:
Koninklijk Museum van Mariemont
Legwerk in zijde, ingeweven in een zeer fijn linnen weefsel
I. Grondweefsel
1) opgenaaid deel
2) tussen de zijden banden
Ketting:
1) linnen in natuurlijke kleur, Z: 20/cm
2) linnen in natuurlijke kleur, S: 30/cm
Inslag:
1) linnen in natuurlijke kleur, Z: 24/cm
2) linnen in natuurlijke kleur, S: 28/cm
Binding:
1-2) effenbinding
II. Delen in legwerk
Ketting:
linnen, S
Inslag:
rode, groene, blauwe, beige zijde: 22-42/cm; bruine zijde voor de details; linnen in natuurlijke kleur, gepaard, S, voor de omlijning van de figuren
Binding:
inslagripsbinding: alternerend 2/2 en 1/1
Ribben per cm:
20
Speciale technieken:
legwerk met galen, inslag met de omtrek van het patroon mee ingelegd; de omlijning van de figuren in linnen: schuine lijnen geweven door terugkeerscheuten