Het naakte personage in het centrale medaillon draagt een schoudermantel, heft één arm omhoog en buigt zijn hoofd een beetje. Waarschijnlijk neemt hij een danshouding aan. In moderne tijden heeft men helaas ter hoogte van het gezicht en de hals stukjes stof toegevoegd. Daarrond, in de buitenband, worden medaillons met gevulde manden afgewisseld met hazen (symbolen van vruchtbaarheid).
Herkomst:
Egypte
Periode:
5de - 6de eeuw
Materiaal:
Linnen en wol
Afmetingen:
1) Ketting: 30 cm, inslag: 35 cm; 2) Ketting: 21 cm, inslag: 27 cm
Aanverwanten:
Puchkin, inv. 5385.
Verwerving:
Collectie Koptisch textiel Fill-Trevisiol: schenking
Bewaarplaats:
Koninklijk Museum van Mariemont
Legwerk in linnen en wol
I. Geen grondweefsel
II. Delen in legwerk
Ketting:
linnen in natuurlijke kleur, S
Inslag:
rode, groene, oranje en bruine wol, S: 28/cm; linnen in natuurlijke kleur, S: 28/cm
Binding:
inslagripsbinding: onregelmatige eenheden van 2 en 3 kettingdraden
Ribben per cm:
7
Speciale technieken:
legwerk met galen, inslag met de omtrek van het patroon mee ingelegd, vliegende draadtechniek voor details; mengeffect (valse hachures): gepaarde inslagdraden: 1 linnen en 1 bruine wollen draad/scheut