Een putto met tulband, sjaal rond de nek en pofbroek, rent met een volle fruitmand, symbool van welvaart, in de hand. In de boord wisselen bustes van personen af met gestileerde rozetten.
Herkomst:
Egypte
Periode:
5de - 8de eeuw
Materiaal:
Linnen en wol
Afmetingen:
Ketting: 29 cm, inslag: 33 cm
Aanverwanten:
Martin van Wagner Museum, inv. H 376 (naakte putto).
Musée d'Art et d'Histoire, Genève, inv. D 734 (idem).
Verwerving:
Collectie Koptisch textiel Fill-Trevisiol: schenking
Bewaarplaats:
Koninklijk Museum van Mariemont
Linnen weefsel met ingeweven legwerk in wol
I. Grondweefsel
Ketting:
linnen in natuurlijke kleur, S: 20-22/cm
Inslag:
linnen in natuurlijke kleur, S: 14/cm
Binding:
effenbinding met kettingripseffect
Bijzonderheden:
2 inslagstrepen (2x4 draden/scheut) op beide zijden van de tabula. Links eindigen deze inslagstrepen in losse einden, te zien op de voorkant van het weefsel; zelfkant op de linkerzijde
II. Delen in legwerk
Ketting:
linnen, S
Inslag:
zwart – bruine en rode wol, S: 46/cm; linnen in natuurlijke kleur, S
Binding:
inslagripsbinding: 2/2
Ribben per cm:
10-12
Naaidraad:
linnen, S
Speciale technieken:
legwerk met galen, verbindingen, verticale lijn in vliegende draadtechniek, vliegende draad enkel voor de details; horizontale lijnen: 2-1 getwijnd in tegenovergestelde richting (twijnbinding in S en Z richting) met S2Z draad