Sierband met blaadjes en bloemen, die ofwel bloeien ofwel in knop zijn.
Herkomst:
Egypte
Periode:
5de - 7de eeuw
Materiaal:
Linnen en wol
Afmetingen:
Ketting: 26 cm, inslag: 25,5 cm
Aanverwanten:
Cfr. FT 167, FT 168.
Martin van Wagner Museum, inv. H2215.
Muéum de Colmar, inv. Eg. Kpt. 106 en 110.
Kunstsammlungen Chemnitz, inv. Ko 195.
Verwerving:
Collectie Koptisch textiel Fill-Trevisiol: schenking
Bewaarplaats:
Koninklijk Museum van Mariemont
Motieven in wollen legwerk
I. Grondweefsel
Ketting:
linnen in natuurlijke kleur, S: 24/cm
Inslag:
linnen in natuurlijke kleur, S: 15/cm
Binding:
effenbinding met kettingripseffect
Bijzonderheden:
inslagstrepen: 1 x 3 draden/scheut + 10 x 2 draden/scheut + 1 x 3 draden/scheut aan één zijde van de motieven; dichtbij de inslagstrepen: 1 inslag rode wol
II. Delen in legwerk
Ketting:
linnen, S
Inslag:
rode, groene, blauwe en gele wol, S: 45-55/cm; linnen in natuurlijke kleur, S
Binding:
inslagripsbinding: 2/2 en 3/3 ( voor 1 motief)
Ribben per cm:
11-12
Speciale technieken:
legwerk met galen, inslag met de omtrek van het patroon mee ingelegd